WES 1
Jeugdboek


Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht
Het mag gezegd dat de kinderlijk eenvoudige cover en lichtjes absurde titel me deden grijpen naar het jeugdboek “Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht” van Mark Haddon.
Het is geen volumineus boek (286 pagina’s) maar ik heb er toch ettelijke weken over gedaan om het boek uit te lezen. Niet alle passages waren immers even beklijvend. En als ik dan wel eens wilde doorlezen, riep een urgente deadline om voorrang.
Niettemin hou ik een fijn gevoel over aan het lezen van dit boek. Het verhaal van “Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht “ wordt verteld door hoofdfiguur Christopher, een 15-jarige jongen met het Aspergersyndroom. Hij schrijft het op verzoek van Siobhan, één van zijn leraressen op zijn ‘speciale school’.
Vertrekpunt van het verhaal is de nacht (klokslag 00.07 uur) dat Christopher de hond van de buurvrouw dood in haar voortuin vindt, met een spitvork in zijn lijf. De hond heette Wellington en Christopher is vastbesloten om de moordenaar te vinden. Tijdens zijn moordonderzoek op Wellington ontdekt Christopher een hele hoop zaken die zijn strikt geordende leventje overhoop halen. Voor een autistische jongen als Christopher is dat behoorlijk onthutsend. Zo ontdekt hij dat zijn dood gewaande moeder nog leeft en dat zijn vader een meer dan kwalijke rol speelt in dit drama.
De vorm van detectiveroman fungeert slechts als het raamwerk waarbinnen de auteur de lezer inkijk geeft in het hoofd van een hoogbegaafde autistische puber. Dat hoeft zeker niet altijd zorgwekkend te zijn want het boek levert ook komische momenten op. Christopher observeert en interpreteert de mensen om hem heen immers fundamenteel anders. Hij ziet details die de gemiddelde aardbewoner steevast mist.
Verder heeft hij uitzonderlijke wiskundige vaardigheden, moeite met sociale interacties, eigenaardige voorkeuren maar ook - voor hem logische – aversies, zoals een afkeer van dingen of etenswaren die geel of bruin zijn. Het zal de lezer dan ook niet verbazen dat Christophers consequente eerlijkheid en duizelingwekkende genialiteit zijn omgeving niet zelden tot wanhoop drijven.
Goeie vondst is dat de hoofdstukken zijn genummerd met priemgetallen. Het laatste hoofdstuk 233 is in feite hoofdstuk 51. Christopher houdt nu eenmaal van priemgetallen: het zijn de getallen die overblijven als je alle patronen weghaalt. Ze zijn als het leven zelf: heel logisch maar je komt nooit achter de regels.
Het boek is geschreven in een eenvoudige schrijfstijl. Het taalgebruik, krachtig in zijn eenvoud, staat dan ook in schril contrast met de wiskundige puzzels, schema's, lijstjes en tekeningen in zwart-wit waarmee Christopher zijn verhaal stoffeert.
De geconstrueerde (wiskundige) hersengymnastiek vertroebelde voor mij als lezer soms de vlotheid van het verhaal, maar aan de andere kant zijn het net deze zonderlinge hersenkronkels, detaillistische waarnemingen en rechtlijnige gevolgtrekkingen, die het boek bijwijlen hilarisch maken.
Ik mag besluiten dat het boek zeker wel een aanrader is voor tieners én voor de onderwijspraktijk. Het boek schetst op een unieke wijze herkenbare situaties voor leerlingen die zich in het spectrum bevinden en je krijgt als lezer een innemend beeld van de complexe denkpatronen van een puber met Asperger. Ook vind je er interessante discussiethema’s in terug. Moeten je ouders jou altijd de waarheid vertellen? Of wil je niet alles weten? Begrijp jij alle volwassenen altijd? Als jij echt iets wilt in je leven, tot hoever ben je bereid te gaan?
Voer voor filosofen, psychologen, sociologen, pedagogen, speurneuzen, honden- en taalliefhebbers en dus zeker ook voor leerkrachten en leerlingen Nederlands!

WES 3
maart - april 2025
Jeugdboek


"Zoals het gebeurd is"
door Herman van de Wijdeven
Tussen spel en ernst: de scherpe kantjes van opgroeien
Eerlijk is eerlijk: ik heb dit boek gelezen uit gemakzucht. Ik bedoel dat ik het per toeval tegenkwam in mijn boekenkast. Ik vermoed – mijn geheugen heeft soms andere prioriteiten - dat één van mij zonen het boek ooit heeft moeten lezen tijdens zijn scholierentijd, met de bedoeling er een deugdelijke boekbespreking van te maken.
Het bespaarde me alleszins een verplaatsing naar de boekenboetiek, uit zelfbehoud soms een goede zaak. Je moet weten dat ik nooit maar één boek koop eens ik de drempel van een boekenwinkel over ben, als was het een soort van bijgeloof.
Aangekondigd onheil
En nu we toch eerlijk zijn: ik was niet meteen wild van “Zoals het gebeurd is”. Misschien ben ik wat te oud voor dit soort schelmenliteratuur? Toch bekroop me gaandeweg een nieuwsgierige fascinatie voor de drie hoofdpersonages, die - zo was duidelijk - in de val van een onafwendbaar lot zouden lopen. Het boek las als een kroniek van een aangekondigde ramp, waarvan de eerste bladzijde de motor reeds in gang zette:‘(…) Vandaag is alles anders. Ik wil lawaai. Het liefst zou ik deze dag ook dichtsmijten, zodat hij met een oorverdovende knal gedaan was.’ (p. 5)
Bent, de ik-figuur, vormt een onafscheidelijk duo met Joeri. Ze wonen in hetzelfde dorp en zitten in de laatste klas van de basisschool. Beide vrienden schuwen een goed avontuur niet en tijdens de zomervakantie ontdekken de jongens hoe ze hun durf bij elkaar kunnen optellen om de meest waanzinnige grenzen te overschrijden. ‘Die middag kwamen Joeri en ik erachter dat we onze durf bij elkaar konden optellen. Dat we samen dubbel zo dapper waren als alleen. We maakten er een spelletje van. We speelden het de rest van de vakantie.’ (p.39)
Drie is te veel
Maar dan wordt het 1 september. De komst van een nieuwe klasgenoot, Finn, verstoort hun vriendschap. Opeens heeft beste vriend Joeri meer oog voor ‘de nieuwe’ dan voor Bent. Bent voelt zich al gauw het vijfde wiel aan de wagen en ziet met lede ogen aan hoe Joeri en Finn dikke maatjes worden. Bent voelt zich verraden en in de steek gelaten. Wanneer hij denkt dat Joeri zijn grootste geheim aan Finn heeft verklapt, daagt hij Joeri uit voor een durfspel…
Van de Wijdeven schrijft met een sobere, beheerste pen. In dit debuut, genomineerd voor de Boekenleeuw 2014, duikt hij met de lezer in het hoofd van de elfjarige Bent. Daar klutsen onuitgesproken emoties, jeugdige overmoed en onafwendbare dreiging door elkaar. De keuze van het ik-perspectief maakt dat je als lezer opgesloten zit in de gedachten van Bent, en zo ongevraagd vastgekluisterd wordt aan zijn verwarring, jaloezie en angst.
Gespleten en voorspelbaar
De hoofdstukken zijn kort en fragmentarisch, laverend tussen heden en verleden. Dat gespleten vertelritme weerspiegelt Bents innerlijke strijd en probeert zo ook de spanningsboog strak te houden. De lezer weet dat er iets vreselijks gebeurd is en je kan al enigszins voorspellen wát. Sommigen zullen dat als een superspannende ‘pageturner’ ervaren, voor mij was die voorspelbaarheid net een lichte domper op de leesvreugde. Ik hoopte na elk hoofdstukje op een onverwachte twist, maar die bleef uit.
Van de Wijdeven schrijft voornamelijk toneelstukken en je zou kunnen zeggen dat zijn debuutroman een literair equivalent is van een theaterstuk zonder decorwisselingen: een lichtjes claustrofobische ervaring waarin de emotionele kracht vooral schuilt in wat niet wordt gezegd.
Ingehouden poëzie
De auteur maakt gebruik van eenvoudige zinnen waar soms ingehouden poëzie doorschemert: ‘(…) Mijn hoofd duizelt een beetje. Ik geloof dat ik het hele stuk vanaf de schoolpoort mijn adem ingehouden heb. Ik laat mijn longen leeglopen. Er komt een woord mee uit mijn mond. Eentje zonder voor- of achterkant. Een woord dat niks betekent en toch van alles wil zeggen.’ (p. 13)
De personages zijn vrij eendimensionaal en lichtjes karikaturaal, als het mij vraagt. Ze krijgen vooral vlees door hun daden en korte dialogen. Als je houdt van gelaagde persoonlijkheden en beschrijvende analyses, kom je hier niet aan je trekken. In dit verhaal kan je deze beperking echter ook zien als een kracht. Het zijn niet de uitgediepte karakterbeschrijvingen maar Bents innerlijke beleving en botsende gedachten die het verhaal voeden.
Ongenadig opgroeien
Kortom, omwille van de herkenbaarheid, de dreigende onderhuidse broeierigheid en ingehouden poëzie is “Zoals het gebeurd is” zeker wel een opwindende aanrader voor jongelui uit de eerste en tweede graad die qua leeservaring nog niet veel verder zijn geraakt dan Het leven van een Loser of een 'Geronimo Stilton' -avontuur.
Het boek leest dan wel als een (voorspelbare) thriller maar is bovenal een psychologische dissectie van het verwarde hoofd van een tiener. Het is een knappe verdienste van de auteur dat hij onverstoorbaar chirurgisch snijdt in de kern van wat opgroeien zo ongenadig maakt: vriendschap en verraad, loyaliteit en rivaliteit, de dunne grens tussen spel en ernst.
Opgroeien gebeurt nu eenmaal op het scherp van de snee. Dat proces heelhuids doorkomen is al een leven op zich.
Een fragment: (p. 117-120)
‘Wie gaat er eerst?’ vroeg Joeri. Hij keek Finn en mij een voor een aan. Net of hij wilde zeggen: wie van jullie tweeën, want ik in ieder geval niet.
We lagen languit in de struiken en loerden naar de hut van Buis, verderop tussen de bomen. Iets scherps, een dennenappel, de wortel van een boom, drukte hard tegen mijn ribben. Of misschien had ik een steen in mijn maag van de zenuwen.
Ik keek naar Finn. Hij zag nog bleker dan anders. Zijn mond was een dunne, rechte streep. Ik begon een donker vermoeden te krijgen van wie er zo dadelijk zou gaan.
‘We trekken strootje’, zei Joeri.
‘ja’, zei ik snel.
Joeri pakte een bosje vergeeld gras vast en trok eraan. Hij draaide zijn rug half naar ons toe, rommelde wat met de sprieten, en hield een vuist onder onze neus waar drie dorre puntjes uitstaken.
‘Jij eerst’, zei hij tegen Finn. Hij knipoogde naar hem. Dacht ik tenminste.
Gaven ze nu tekens aan elkaar? Ik keek naar Joeri. Zijn gezicht stond ongewoon gewoon. Zijn wenkbrauwen gingen omhoog.
‘Wat?’ zei hij.
‘Niet valsspelen’, zei ik.
‘Hoe valsspelen? Hoe moet ik valsspelen?’
Ik draaide vlug mijn hoofd naar Finn, die net op tijd zijn mond in de plooi deed. Meende ik toch te zien.
Natuurlijk trok ik het kortste sprietje. Het was belachelijk kort. Niet veel meer dan wat er uit Joeri’s vuist had gestoken. De andere twee waren veel langer en allebei even lang ongeveer.
‘Jullie spelen vals’, zei ik.
‘Doe niet zo flauw, Bent’, zei Joeri.
‘Wat?’
‘Niet zo doen, altijd.’
Ik voelde dat mij wangen rood werden. Ik begreep niet waarom. Ik wist niet wat Joeri bedoelde. Hij had nog nooit iets gezegd over hoe ik deed. En nu deed ik in één keer ‘zo’.
‘Hoe doe ik altijd?’
‘Kinderachtig’
‘ik?’
Joeri probeerde zijn hoofd zo te schudden dat alleen Finn het zag. Het lukte hem niet.
‘Jij eerst. Je hebt verloren. Eerlijk is eerlijk.’
‘Eerlijk’, zei ik.
Ik deed er een paar pufjes achteraan. ‘Pff, pff.’ Omdat ik vond dat ik het woord niet belachelijk genoeg had laten klinken.
‘Ga dan’, zei Joeri.
‘Wacht.’
‘Hoe langer je wacht, hoe moeilijker het wordt.’
‘Ja juf.’
‘Niet te veel nadenken, Bent. Gewoon doen. Jij denkt altijd veel te veel na.’
‘Mah’, deed ik.
Dat was de tweede keer dat Joeri iets zei over hoe ik deed. En alweer deed ik het ‘altijd’. Was er misschien iets dat iedereen wist behalve ik?
‘Ga gewoon.’
Ik kroop een stukje verder door de struiken, tot ik aan de rand van een open plek was. Aan de andere kant stond de gammele hut van Buis tussen de bomen. Akelig dichtbij ineens.
Ik wil dit niet, dacht ik, ik wil dit echt niet. Ik had nooit mee moeten gaan. Alles in mij had gezegd dat dit een slecht idee was. Het slechtste idee ooit in heel de geschiedenis van slechte ideeën. En dat ik spijt ging krijgen.
Ik had het alleen gedaan omdat ik de gedachte niet kon verdragen dat de nieuwe en mijn beste vriend samen iets gingen beleven. Iets spannends nog wel. Een avontuur zelfs.